Abrahamslook - Op een site over Maastricht kwam ik een stukje tegen over een gebeurtenis in Maastricht. Toen ik het las realiseerde ik mij dat onze voorvader Laurentius Kempeneers, ten tijde van dit ongeluk, in Maastricht woonde. Ook bleek dat de plek des onheils niet ver van de woning van Laurentius lag. Waarschijnlijk is hij dus ook getuige geweest van deze ontploffing.

Om half drie in de nacht van 20 op 21 december 1761 werd heel Maastricht ruw uit zijn slaap gewekt door een enorme knal. In het centrum van de stad dachten de inwoners dat zij te maken hadden met een herhaling van de aardbevingen die in de jaren 1756, 1759 en 1760 in de stad waren gevoeld. Bewoners van de Brusselsestraat en de Tongersestraat zagen echter een geweldige vuurzuil. Hun ruiten vlogen aan scherven, huizen wankelden en daken werden weggeslagen of stortten in.

Wie zich na de eerste schrik op straat waagde, zag overal soldaten die renden in de richting van de stadsmuur tussen de Brusselse- en de Tongersepoort. Pas na enige tijd werd duidelijk dat er een kruitmagazijn was ontploft onder de stadsmuur, aan het einde van de Calvariestraat. De stadsgouverneur, de baron Van Aylva, had het garnizoen daarop naar de wallen in de omgeving gestuurd omdat hij bang was voor een aanslag op de vesting. Bij het aanbreken van de dag stroomden nieuwsgierigen uit de hele stad toe. Toen konden zij pas goed zien wat voor een enorme ravage er was aangericht. Er was maar liefst 36.000 pond kruit ontploft, in de walmuur gaapte een grote bres en van het kruitmagazijn stond praktisch geen steen meer op de andere. Vlakbij de plek des onheils lagen de woningen van de prinses Frederika van Hessen-Philipsthal en die van de freule Maria de Selys-Fanson volledig in puin. De beide dames en een deel van hun personeel kwamen om het leven. Het nabij gelegen klooster Calvariënberg was eveneens zwaar gehavend, maar ook de torens van de Sint-Servaas en van de Sint Jan liepen schade op.

In totaal waren er bijna twintig slachtoffers te betreuren, onder wie twaalf soldaten die in de nabijheid de wacht hielden en de veroorzaker van de ramp, de kanonnier Abraham van Citters. Het werd al snel duidelijk dat zich ter plaatse activiteiten hadden afgespeeld die het daglicht niet konden verdragen. Abraham van Citters had volgens zijn vrouw al enkele malen kans gezien om grotere of kleinere hoeveelheden kruit te ontvreemden. Hij verkocht het kruit te Luik en had zo een aardige bijverdienste. Wat er in de noodlottige nacht precies gebeurde, zal wel altijd onduidelijk blijven. Waarschijnlijk is Van Citters of één van zijn medeplichtigen onvoorzichtig geweest met vuur of met een lamp, waardoor een vonk in het buskruit terecht kwam. De plaats van de ontploffing kreeg de naam Abrahamslook, die zich tot in onze tijd heeft weten te handhaven.