Mosae Trajectum - Maastricht, Godfried Kempeneers, kleinzoon van Renier, was de eerste van deze stamboom die er terechtkwam. Als soldaat woonde hij in de straat Hooghvranckrijk. Dit was een straatje waar diverse soldatenbarakken stonden. Zijn zoon Laurentius woonde eveneens in Maastricht en wel in de Sint Pieterstraat. Hij was molenaarsknecht. Ook Egidius Kempeneers, die uiteindelijk in Sint Philipsland terecht is gekomen, is er geboren.

Zij waren niet de eerste Kempeneers'en die in Maastricht woonden. Rond 1600 woonden er al een flink aantal. Een van hen, Maria Catharina Kempeneers, was getrouwd met Gillis Loneux, een molenaar en eigenaar van onder andere de Leeuwenmolen in Maastricht. Tot op heden is er nog geen link naar deze stamboom gelegd. Vanwege het feit dat Maastricht een belangrijke rol in deze stamboom inneemt, volgt hier de geschiedenis van deze schitterende stad.

- oude kaart van Maastricht met de woonplaatsen van Godfried en Laurentius Kempeneers -

De geschiedenis van Maastricht.
Maastricht ontstond rond de Maasovergang, die de Romeinen kenden als Mosae Trajectum. De brug te Maastricht was een vitale schakel in de Romeinse verbindingsroute tussen Gallië en Germanië, aangelegd onder keizer Augustus 27 voor - 14 na Chr. De rivier zelf vormde een tweede route en er ontstond bij de brug een kleine handelsnederzetting. Voor de tweede eeuw waren de Romeinse nederzettingen in de provincies Gallia en Germania niet versterkt. Als bescherming vertrouwde men op de verdedigingslinie langs de Rijn.

Maar toen de macht van het Romeinse rijk in de derde eeuw afnam vielen de Germaanse stammen uit het gebied ten oosten van de Rijn vaker aan, braken door de verdedigingen en plunderden nederzettingen in het achterland. Een aantal belangrijke steden legde daarop versterkingen aan om zich te kunnen verdedigen. Controle over de brug te Maastricht werd gezien als een factor van doorslaggevende betekenis en zo bouwde men ter bescherming van de oversteekplaats een castellum of fort, bestaande uit een muur met ronde torens en een droge gracht. De brug die de Romeinen bouwden lag ten zuiden van de Sint Servaasbrug, ter hoogte van de Eksterstraat. Het castellum omsloot een kleine nederzetting op de westelijke oever bij de brug. Belangrijke openbare gebouwen en monumenten werden kennelijk opgetrokken uit steen, terwijl particuliere woningen gewoonlijk in vakwerk waren gebouwd.


- Maastricht rond 1660 -

Een christelijk centrum.
De vijandelijke invallen, die de Romeinen ertoe brachten het castellum te Maastricht te bouwen, waren er wellicht ook de oorzaak van, dat de bisschop van Tongeren, Servatius, zijn toevlucht zocht te Maastricht. Hij verplaatste de zetel van het bisdom naar Maastricht en stichtte een christelijke gemeenschap binnen het castellum. De Onze-Lieve-Vrouwekerk gaat op deze stichting terug. Volgens de traditie stierf Sint Servaas omstreeks het jaar 384. Hij werd niet ver van de rivier langs de Romeinse weg begraven. Zo'n honderdvijftig jaar later bouwde bisschop Monulfus op deze plek een kapel, die zou uitgroeien tot de kerk en het kapittel van Sint-Servaas, de tweede grote kerk in de stad. De kerken van Onze-Lieve-Vrouwe en Sint-Servaas zouden concurrerende centra worden in een verdeelde stad.

- De Sint Servaas kerk -

Een verdeelde stad.
Rond het jaar 402 trokken de Romeinse troepen terug naar Italië en kwam Maastricht onder het bestuur van de Franken. Veel is over deze tijd en de daarop volgende Karolingische periode niet bekend, maar tijdens de groei van het Karolingische rijk, dat in Aken zijn hoofdzetel had, bevond Maastricht zich in een gunstige positie dichtbij het machtscentrum.Met name de Sint-Servaaskerk en -abdij profiteerden van deze nabijheid. Karel de Grote en zijn opvolgers verleenden gunsten aan de kerk en droegen bij aan haar groeiende rijkdom en invloed. Deze ontwikkelingen vonden plaats buiten het oude Romeinse hart van de stad, dat zich in het gebied van de latere Onze-Lieve-Vrouwekerk bevond. Eind zevende eeuw, begin achtste eeuw verplaatste bisschop Lambertus de zetel van het bisdom naar Luik, waarmee de Onze-Lieve-Vrouwe en de voormalige Romeinse gedeelten onder gezag kwamen van de bisschop van Luik, die jurisdictie en belastingrecht over dit gedeelte van de stad kreeg. Het Karolingische gedeelte -het Vrijthof en de Sint-Servaas- vormde de basis voor het gezag, dat tenslotte overging op de hertogen van Brabant. In de vijftiende eeuw werd Brabant opgeslokt door het zich uitbreidende Bourgondische rijk. Het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk in 1477 bracht de stad gedeeltelijk onder het gezag van de Habsburgers. Toen de stad in 1632 door Frederik Hendrik op de Spanjaarden veroverd werd, gingen de nog altijd met de prinsbisschop van Luik gedeelde rechten over op de Staten-Generaal van de republiek der Verenigde Nederlanden. In 1284 werden met de Alde Caerte regels voor de jurisdictie over de stad vastgelegd. De prinsbisschop en de hertog werden gelijkwaardige Soevereinen van de onverdeelde stad. Zij bezaten rechtsmacht over respectievelijk de burgers van Luikse en van Brabantse nativiteit. Het gemeentebestuur diende een gelijk aantal vertegenwoordigers van beide partijen te bevatten. De munt, de muren en de poorten stonden onder gezamenlijk gezag, maar de rivier was verdeeld: stroomopwaarts vanaf de brug bezat de prinsbisschop van Luik autoriteit, stroomafwaarts de hertog van Brabant. Rivaliteit tussen beiden had eerder ertoe geleid, dat in 1229 de hertog de stad toestond een ommuring aan te leggen
.


- De Sint Servaasbrug -

Tussen 1280 en 1298 werd een nieuwe stenen brug gebouwd. Een periode van welvaart volgde. Wellicht bracht de ondertekening van de Alde Caerte een gevoel van zekerheid en vertrouwen over de stad. De bevolking groeide, de handel nam een geweldige vlucht en de plaatselijke leer- en lakennijverheid bloeide. Voor 1350 werd een nieuwe omwalling aangelegd, die het omsloten gebied verdubbelde en nieuwe bouwwerkzaamheden mogelijk maakte. Ook de godsdienst kende gedurende deze jaren een bloeitijd. De twee oudste kerken in de stad- de Onze-Lieve-Vrouwe en de Sint-Servaas - werden verbouwd en vergroot, terwijl er tal van nieuwe, gotische kerken werden gebouwd: Sint-Jan, de Dominicanenkerk, de Minderbroederskerk, de Sint-Mathiaskerk, de Sint-Nicolaaskerk, de Kruisherenkerk, de Sint-Martinuskerk en de Sint-Antoniuskerk. Ook talrijke kloosters vestigden zich in de stad. De kerken trokken beeldhouwers aan, houtsnijders, schilders en handwerkslieden, die goud, zilver en ivoor bewerkten. De Maaslandse kunst bloeide. De welvaart nam in het begin van de zestiende eeuw enorm toe. De tweeherigheid duurde tot 1794, toen de Franse revolutionaire legers de stad innamen, daarbij een einde maakten aan het Ancien Régime, en Maastricht in het Departement van de Nedermaas inlijfden.

Oorlog.
Na een hoogtepunt bereikt te hebben rond 1530, kreeg Maastricht een aantal harde klappen te verwerken. Internationale gebeurtenissen bepaalden steeds meer het lot van de stad. De Reformatie veroorzaakte godsdiensttwisten, terwijl de opstand van de noordelijke provincies tegen de Spaanse overheersing oorlog bracht. In 1576 brak er te Maastricht een opstand uit tegen de Spanjaarden maar het oproer werd niets ontziend neergeslagen. Een korte wapenstilstand tussen de opstandige provincies en de Spanjaarden veroorzaakte een tijdelijke terugtocht van de bezettingstroepen. Maar toen Maastricht weer naar de andere zijde overging, maakten de Spanjaarden zich op om voor eens en altijd het verzet te vernietigen. Alexander Farnese, hertog van Parma, werd gezonden om de stad tot afschrikwekkend voorbeeld te stellen. In maart 1579 sloegen de Spaanse troepen het beleg voor Maastricht. Het garnizoen en de burgerbevolking hielden het vier maanden uit, hopend te worden ontzet door de legers van Willem van Oranje. Op 29 juni 1579 echter werd de stad na hevige gevechten rond de Brusselsepoort onder de voet gelopen. Spaanse troepen raasden moordend en plunderend door de straten. Plannen om burgers naar Wyck te evacueren en daar stand te houden liepen tragisch af, toen de houten overspanning aan de Wyckerzijde van de brug te vroeg vernietigd werd, waardoor veel mensen in de rivier vielen en verdronken. Het uiteindelijke verlies, dat de stad leed door deze tweede Spaanse Furie, bedroeg vele honderden doden op een geschatte bevolking van 10.000. Door de Staten-Generaal werden twee pogingen (1592 en 1594) gedaan om Maastricht weer in te nemen, maar beide mislukten. De stad bleef in Spaanse handen tot ze in 1632 heroverd werd door Frederik Hendrik. Zowel in 1579 als in 1632 maakten de legers gebruik van nieuwe aanvals- en verdedigingstechnieken. De belangrijkste nieuwigheid was het graven van tunnels onder de verdedigingswerken en het daar plaatsen van explosieven om bressen in de omwalling te slaan. De verdedigers reageerden met het uitgraven van mijngalerijen voor de ommuring, die ze opbliezen, zodra de vijand dicht genoeg genaderd was. Beide zijden maakten ook gebruik van luistergalerijen om elkaars bewegingen te volgen. Na 1632 werden de vestingwerken van Maastricht grondig gewijzigd. Een ring van nieuwe verdedigingswerken, de buitenwerken, werd aangelegd. Telkens wanneer de internationale spanning of oorlogsdreiging steeg, werden de vestingwerken haastig hersteld en gemoderniseerd, maar na ieder vredesverdrag raakten ze weer in verval. Zo werden de verdedigingswerken na de Vrede van Munster in 1648 verwaarloosd, maar toen in 1672 een Franse invasie dreigde, werd het herstel snel ter hand genomen. Het jaar daarop werd Maastricht aangevallen. Het beleg werd geleid door Lodewijk XIV in eigen persoon teneinde zijn kunnen te tonen. Tijdens de bestorming van het hoornwerk bij de Tongersepoort sneuvelde de musketier d'Artagnan. De Fransen hielden de stad zes jaar bezet en leverden in die periode hun eigen bijdrage aan de verdedigingswerken rond de stad. Ze vertrokken in 1678, maar keerden zeventig jaar later -in 1748- tijdens de Oostenrijkse successieoorlog
terug.

- De belegering door de Franse koning Lodewijk XIV in juni 1673  -

Vrede.
Het Spaanse beleg en de inname van de stad in 1579 hadden Maastricht een zware slag toegebracht en het herstel daarna vorderde maar langzaam. De voornaamste rol van Maastricht werd nu die van garnizoensplaats. De overwinning van Frederik Hendrik had een zekere mate van stabiliteit gebracht en werd het begin van een periode, waarin protestanten en katholieken erin slaagden op redelijk harmonieuze wijze naast elkaar te leven. Zoals reeds gezegd, werd deze vrede periodiek onderbroken door oorlogen met de Fransen. Men deed alle moeite om de verdedigingswerken van de stad te moderniseren en er vonden ook veel particuliere bouwactiviteiten plaats. Geleidelijk verdween het middeleeuws aanzien van de stad: ruime stenen huizen vervingen woningen van hout en mergel, leien daken namen de plaats in van riet. Riolering en straatverlichting maakten de straten aangenamer en veiliger. Stadsverordeningen weerden sommige bedrijven teneinde brandgevaar tegen te gaan. Burgers werd niet langer toegestaan dieren te weiden of land te bewerken binnen de stadsmuren. Grote bouwprojecten werden ondernomen: het fraaie nieuwe stadhuis werd in 1662 opgeleverd, de achthoekige toren in 1684. Vier nieuwe classicistische en barokke kerken werden in deze periode gebouwd: de Augustijnen-, de Bonnefanten-, de Jezuïeten- en de tweede Minderbroederskerk. In de achttiende eeuw had men een passie voor alles, wat Frans was: toneel, literatuur, filosofie en architectuur hadden elk hun invloed op de stad. De beste weergave van de stad voor de Franse revolutie is de schitterende maquette, die in 1752 voor Lodewijk XV vervaardigd werd. Ieder gebouw is tot in details weergegeven. Een kopie van deze maquette is te bezichtigen in het Bonnefantenmuseum. De Franse revolutie van 1789 deed Europa op zijn grondvesten schudden. De schokgolven bereikten spoedig Maastricht, dat in 1794 ingenomen werd door de Franse generaal Kléber. De bezetting bracht een nieuwe politieke ideologie en een nieuwe regeringsstijl. De Fransen vaagden binnen een paar jaar eeuwenoude tradities weg, maakten een eind aan de tweeherigheid en sloten talrijke kerken en kloosters. De rijkdommen en bezittingen van de geestelijkheid werden in beslag genomen en veel kerkelijke gebouwen kregen publieke of militaire functies. Opgenomen in de Franse staat moest Maastricht de revolutionaire en de Napoleontische oorlogen mede financieren.

Het industriële tijdperk.
Na afloop van de Napoleontische oorlogen werd de kaart van Europa op het Wener Congres (september 1814 tot juni 1815) door de geallieerden herzien. In het noordwesten vormde de nieuwe Nederlandse staat door de vereniging van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden een sterke buffer tegen Frankrijk. Deze vereniging hield niet lang stand. In 1830 kwamen de Belgen in opstand tegen vorst en regering en zij riepen hun onafhankelijkheid uit. Geografisch gezien had Maastricht een deel van België moeten worden, maar het garnizoen onder generaal Dibbets bleef trouw aan het huis van Oranje. In 1839 werd de provincie Limburg tot grote ontevredenheid van de Belgen en Limburgers in tweeën verdeeld, waarbij Maastricht in Nederlandse handen bleef. De vroege negentiende eeuw was een moeilijke tijd voor Maastricht. Er waren ongekend veel armen, wezen en daklozen en de kerkelijke instellingen, die eertijds de noden verlichtten, bestonden niet meer. In de noordelijke provincies, waar het katholicisme tijdens de opstand tegen de Spanjaarden aan kant was gezet, was een groot aantal wereldlijke charitatieve instellingen gesticht met behulp van de rijkdommen, die door de handel vergaard waren. Iets dergelijks kende Maastricht in het Burgerlijk Armbestuur, dat de rol van liefdadigheid en ondersteuning van de vroegere kerkelijke instellingen had overgenomen. De eerste verschijnselen van de industriële revolutie bespeurde men te Maastricht, toen Petrus Regout zijn zakencarrière begon, aanvankelijk met glasslijpen, vervolgens met het fabriceren van spijkers en tenslotte met het openen van een aardewerkfabriek, de latere Sphinx, waarmee hij fortuin maakte. Anderen volgden het voorbeeld van Regout en Maastricht werd de eerste geïndustrialiseerde stad in Nederland, met onder andere bloeiende aardewerk- en papierfabrieken. De komst van de spoorwegen verbond Maastricht met Duitsland, België en het noorden van Nederland. De industrialisatie bracht sommige lagen van de bevolking grote voorspoed, maar veroorzaakte tevens het ontstaan van een groeiend stedelijk proletariaat, fabrieksarbeiders, die in erbarmelijke omstandigheden leefden, onderbetaald werden en blootstonden aan ziekten en epidemieën. De stad kende een chronisch tekort aan huizen en had in de negentiende eeuw verscheidene cholera-epidemieën te verduren.
Later in de negentiende eeuw kende de katholieke kerk een opleving. Hernieuwde belangstelling voor de Middeleeuwen, die gezien werden als het hoogtepunt van de katholieke geschiedenis, leidde ertoe, dat de oudste kerken in de stad gerestaureerd werden. Ook het gezelschapsleven herstelde zich, onder andere door invoering van jaarlijkse carnavalsfestiviteiten. In de jaren 1867-1868 werd een groot gedeelte van de vesting ontmanteld om plaats te maken voor veel uitbreidingen en ontwikkelingen. Nieuwe bouwprojecten werden ondernomen, brede singels en boulevards werden aangelegd. Omdat Nederland er tijdens de Eerste Wereldoorlog in slaagde neutraal te blijven, kreeg Maastricht een grote stroom vluchtelingen, met name uit België, te verwerken. De daaropvolgende crisisjaren brachten, zoals in de rest van het land, grote werkloosheid met zich. De arbeidsverhoudingen waren gedurende deze hele periode zeer slecht. Conflicten over vakbondslidmaatschap, lonen en arbeidsvoorwaarden, evenals conflicten tussen de socialistische en katholieke bonden kwamen veelvuldig voor, met verschillende harde confrontaties. Zo vielen er bij de staking in de Zinkwitfabriek in 1929 twee doden. In mei 1940 werd Maastricht door de Duitsers bezet; in september 1944 was het de eerste bevrijde stad in Nederland. Na de oorlog kende Maastricht een zeer ernstige woningnood, een probleem, dat al uit de jaren dertig dateerde. In de jaren daarna werd het historisch centrum van de stad gerestaureerd en vonden er uitgebreide bouwwerkzaamheden plaats in de buitenwijken.

Maastricht nu.
Maastricht in de jaren tachtig is een bedrijvige stad met ongeveer 118.000 inwoners. De markt, die twee maal per week wordt gehouden en de aanlokkelijke winkels trekken klanten uit België en Duitsland. Vele toeristen, congresgangers en zakenlieden bezoeken de stad. De rivierovergang is niet meer zo belangrijk als vroeger, hoewel de aanwezigheid van vier verkeersbruggen -buiten de Sint-Servaasbrug- erop wijst, dat Maastricht nog steeds op een belangrijke verbindingsroute ligt. De overheid benadrukt de centrale positie van Maastricht in Europa en haar Europees karakter. In 1981 en 1991 was de stad gastvrouw voor de topconferentie van de regeringsleiders van de Europese Gemeenschap. De vorming van de Euregio, waarvan de steden Aken, Luik en Maastricht de centra zijn, is een ander teken, dat Maastricht niet langer een grensstad tussen verschillende grootmachten is, maar weer haar centrale positie in Europa inneemt, die de stad onder Karel de Grote bezat. In 1991 kwam in Maastricht het Verdrag van Maastricht tot stand, dat dankzij referenda in verschillende landen er toe leidde dat de naam Maastricht over de hele wereld bekend werd.
(bron: website gemeente Maastricht)