Adriaan Paauw - Na de dood van Anthonie Duyck in 1629 was de Dordtse pensionaris Jacob Cats tijdelijk raadpensionaris van Holland. Cats werd in 1631 opgevolgd door Adriaan Pauw die deze functie tot 1636 zou vervullen. In 1651 trad Pauw voor de tweede maal als raadpensionaris aan, tot zijn dood in 1653. Zijn naam is vooral verbonden met de totstandkoming van de Vrede van Munster die in 1648 een einde maakte aan de Tachtig-jarige Oorlog.

Adriaan Pauw, geboren in Amsterdam in 1585, kwam uit een familie van kooplieden en stedelijke regenten. Het in die kringen gebruikelijke streven naar meer rijkdom, aanzien en macht ging in de 17e eeuw gepaard met pogingen om adellijke titels te verwerven. Dat kon lukken als je goede contacten had met buitenlandse vorsten (en die had de familie Pauw), of door geld te investeren in (groot) grondbezit, in het bijzonder in landsheerlijkheden.


- Adriaan Paauw -

Grootvader Adriaan Pauw sr. vestigde zich vanuit Gouda, waar hij schepen en burgemeester was geweest, in Amsterdam als koopman in granen. Vader Reinier Pauw was één van de negen kooplieden die in 1594 de Compagnie van Verre oprichtten, waaruit in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) voortkwam. Tussen 1605 en 1621 was vader Pauw achtmaal gedurende een jaar burgemeester van Amsterdam. Jacobus I van Engeland en Lodewijk XIII van Frankrijk schonken hem de titel Ridder. In 1619 was Reinier lid van de bijzondere rechtbank waarvoor onder anderen raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt terechtstond.

Adriaan Pauw jr. kreeg een goede opleiding. Toen hij nog maar net 15 jaar was, ging hij naar de 'Landsakademie' te Leiden, waar hij rechten studeerde. In 1603 verbleef hij vijf maanden in Engeland ‘voor zijn educatie'. Hij trouwde op 20-jarige leeftijd. Ruim een jaar later was hij al weduwnaar. Hij bleef met een zoontje achter. In 1610 promoveerde hij tot ‘Doctor Juris' met de hoogste graad en vestigde zich als koopman in Amsterdam op de Dam. In hetzelfde jaar hertrouwde hij, met Anna van Ruytenburgh, een vermogende dame.

Zijn eerste ervaring in de politiek deed hij op als pensionaris van de stad Amsterdam, een functie waarin hij in 1611 werd benoemd. Hij wist zich tot 1627 als pensionaris te handhaven, ondanks talloze intriges van Amsterdamse regenten die hem wilden wegwerken. Voor een deel waren die intriges ingegeven door de weerstand tegen zijn vader Reinier en tegen het vermeende nepotisme van de Pauwen. Ook jaloezie speelde een rol: het ging de familie Pauw zeer voor de wind. In 1627 bezat Adriaan Pauw ongeveer 350.000 gulden. Ter vergelijking: de tuinman van Pauw ontving per jaar 200 gulden.

In 1620 kocht Adriaan de heerlijkheid Heemstede met slot en liet hij zich Heer van Heemstede noemen. Hij gebruikte het slot als buitenverblijf en voor representatieve doeleinden. Hij bemoeide zich letterlijk met alles wat zich op zijn domein afspeelde en op grond van zijn landsheerlijke rechten kon en mocht hij dat ook. Aan drie zijden stelde hij zich teweer tegen aanslagen op zijn grondgebied: in het noorden tegen Haarlem, in het westen tegen het stuifzand en in het oosten tegen de Haarlemmermeer. Met Haarlem was er voortdurend geharrewar over de Haarlemmerhout, gelegen op Heemsteeds grondgebied. Ruzie was er ook over Haarlemmers die Heemsteedse zwanen zouden vangen en omgekeerd. Zwanen waren een delicatesse en Adriaan Pauw benoemde zijn schout tot 'pluimgraaf' om ‘zijn' zwanen te beschermen! Ook de jaarlijkse Heemsteedse en Haarlemse kermis, die in september in de Hout werd gehouden, was een onuitputtelijke bron van moeilijkheden.

Het slot Heemstede liet Adriaan verbouwen en verfraaien. Bovendien verzamelde hij wapens, kunst en boeken. Zijn kostbare bibliotheek bestond uit meer dan 16.000 delen. In 1631 werd Pauw, inmiddels naar Den Haag verhuisd, raadpensionaris van de Staten van Holland. Op het terrein van de buitenlandse politiek trof hij stadhouder Frederik Hendrik frontaal tegenover zich. Die wilde een verbond met Frankrijk sluiten, terwijl Pauw meer zag in een bestand of zelfs vrede met Spanje. Holland, en vooral Amsterdam (en Pauw), wilden dat de zuidelijke Nederlanden Spaans zouden blijven. Als deze gebieden soeverein zouden worden, of een met het noorden verbonden gewest, zou Antwerpen weer concurrent van Amsterdam kunnen worden.
Frederik Hendrik zond Pauw desondanks naar Frankrijk om een anti-Spaanse verbond tot stand te brengen. Opmerkelijk genoeg accepteerde Pauw die opdracht. Hij volbracht zijn missie met succes, maar tegelijkertijd zag hij zijn positie als raadpensionaris in de knel komen door de politieke overwinning van Frederik Hendrik. Begin 1636 verzocht hij dan ook om ontslag als raadpensionaris.

Toch was zijn rol nog niet uitgespeeld. Toen de Staten-Generaal eindelijk wel aanstuurden op vrede met de Spaanse koning werd Pauw afgevaardigde voor Holland in de delegatie van de Republiek op het congres te Munster (1646-1648). In de herfst van 1647 werd overeenstemming bereikt over een voorlopig traktaat met Spanje. De ratificering daarvan zou Pauw en zijn medestanders nog heel wat hoofdbrekens kosten. Zo wilde Utrecht alleen vrede sluiten in overleg met Frankrijk. Toch werd op 30 januari 1648 het verdrag door vijf van de zeven gewesten ondertekend. Een klinkend succes voor Pauw, die door zijn persoonlijke tussenkomst tal van partijen had overtuigd of gewoon zijn zin had doorgedreven. De voor de Republiek gunstige bepalingen voor de vrede waren voor een groot deel zijn verdienste.

Opvallend genoeg werd Pauw in 1651 opnieuw benoemd tot raadpensionaris, ondanks de nog steeds grote weerstand die bij vele regenten tegen zijn persoon bestond. Hij volgde de ouder wordende Jacob Cats op, tegen wie Amsterdam al jaren had geageerd. Het werd een zorgelijke taak voor Pauw.

In 1652 ontbrandde de Eerste Zee-oorlog met Engeland. De verhouding tussen beide handelsnaties was al een halve eeuw slecht wegens verschil van opvatting over de vrijheid ter zee. De eerste schoten werden gewisseld in een conflict bij Dover tussen de admiraals Tromp en Blake. Pauw, die op dat moment al bijna zeventig jaar was, ging zelf naar Engeland om te proberen een oorlog te voorkomen. Zijn pogingen daartoe leden schipbreuk. Thuisgekomen werd Pauw ook nog eens in een kwaad daglicht gesteld door tal van geruchten. Zo zou hij voor een spotprijs de boekerij van de onthoofde Engelse koning Karel I hebben willen overnemen van 'dictator' Oliver Cromwell.
Pauw werd bovendien verantwoordelijk gehouden voor de achteruitgang van de vloot. Onbekenden dreigden zelfs zijn goederen in Heemstede te vernielen. Op advies van Johan de Witt, de vervanger van Pauw tijdens zijn afwezigheid, werd een pamflet opgesteld waarin werd betoogd dat Pauw zich in Engeland als een betrouwbaar vertegenwoordiger en als goed patriot van zijn taak heeft gekweten. In februari 1653 stierf Adriaan Pauw plotseling, middenin een oorlog die hij had trachten te voorkomen. Johan de Witt , 27 jaar pas, volgde hem als raadpensionaris op.

(bron www.raadsherenbuurt.nl)