Constantijn Huygens - Constantijn Huygens werd geboren op 4 september 1596 te 's-Gravenhage, als tweede zoon van Christiaan Huygens (sr.) – secretaris van de Raad van State - en Suzanna Hoefnagel. De naam Constantijn verwijst naar de constantia, de standvastigheid van de stad Breda in de vrijheidsstrijd (Constantijns meter was burgemeesteres van Breda).

Constantijn kreeg een gedegen opvoeding en ontpopte zich al vroeg als een begaafd kind. Zijn vader had zo zijn eigen opvattingen over educatiemethoden, en hield zijn kinderen thuis om ze daar deels door hemzelf, deels door zorgvuldig geïnstrueerde gouverneurs, te laten onderwijzen. Vanaf Constantijns 5de jaar kregen hij en zijn broer Maurits muziekonderricht. Ze begonnen met zanglessen, en leerden noten lezen met behulp van goudkleurige knopen op hun jasjes. Opvallend is, dat Christiaan sr. de jongens het 'moderne' systeem van 7 notennamen bijbracht, in plaats van de traditionele, maar veel ingewikkeldere hexachorden . Twee jaar later begonnen de eerste lessen op de viola da gamba. Daarna volgden de luit en het klavecimbel. Met name voor het luitspel legde Constantijn een uitzonderlijk talent voor de dag. Reeds op zijn elfde werd hem gevraagd voor een stel Deense gezanten te spelen, en later, op een van zijn diplomatieke reizen, speelde hij lange tijd voor Jacobus I van Engeland , hoewel deze bepaald geen muziekliefhebber was.

Constantijn had ook talent voor talen. Hij leerde Frans , Latijn en Grieks , en op latere leeftijd Italiaans en Engels. Verder bleek hij een uitstekend rekenaar en schrijver. Hij leerde spelenderwijs, zoals later in de Verlichting een ideaal zou worden. Op zijn elfde schreef hij zijn eerste Latijnse versjes. Hij bestudeerde de klassieke schrijvers, maar zijn ouders waakten ervoor dat hij geen boekenwurm zou worden. Het praktisch doel, de vorming tot een welopgevoed staatsburger, stond voorop. Daarom leerde hij eveneens paardrijden, schermen , tekenen en boetseren . Deze stimulans tot zelfontplooiing kwam gedeeltelijk voort uit het humanistische gedachtegoed , maar vooral uit het calvinistische , dat ontplooiing van de door God gegeven talenten nastreefde.

Naast zijn broer Maurits had Constantijn ook nog vier zussen : Elisabeth (†1612, 14 jaar oud), Catharina (†1618, 17 jaar oud), Geertruyd (3 jaar jonger dan Constantijn) en Constantia (6 jaar jonger dan Constantijn). De opvoeding van de dames was met name gericht op de voorbereiding tot het huwelijk en het moederschap. Ze leerden lezen, schrijven en Frans. Het was gebruikelijk dat de vrouw de leiding had over het huishouden. Constantijns moeder Suzanna kwam uit Antwerpen . In zijn Trijntje Cornelis (1653) gaf Huygens het Antwerps, dat hij kende van zijn moeder en de bezoeken aan Antwerpen, zeer fraai en treffend weer.

In de periode van het Twaalfjarig Bestand krijgt Constantijn onderwijs in wiskunde , rechten en logica en leert hij daarnaast omgaan met piek en musket . In 1614 krijgt hij les van Pieter de Vooys op het spinet . Eveneens in 1614 schrijft hij zijn eerste Nederlandse gedicht, geïnspireerd door de Franse dichter Du Bartas , hierin prijst hij het boerenleven. Wanneer hij begin 20 is krijgt hij een verhouding met Dorothea van Dorp. De verstandhouding houdt niet lang stand en wanneer Dorothea een ander krijgt, houdt Constantijn een afkeer voor vrouwen en het huwelijk over.

In 1616 gaan Maurits en Constantijn naar de academie in Leiden . De studie was vooral bedoeld om maatschappelijke contacten te leggen om zo later een goede loopbaan te krijgen. Maurits wordt al spoedig teruggeroepen om bij zijn vader te komen werken. Constantijn rondt zijn studie af in 1617 en keert dan terug. In 1618 volgt Constantijn een korte stage (6 weken) bij Athonis de Hubert, een advocaat in Zierikzee . De Hubert was iemand die zeer begaan was met de taal en letteren. Hij pleegde zelfs in 1623 overleg met Hooft , Reael en Vondel over taal en spelling.

In het voorjaar van 1618 krijgt Constantijn een plaats in het gevolg van sir Dudley Carleton, de Engelse gezant bij de Staten, die voor korte tijd naar Engeland gaat. In de zomer verbleef Huygens in Londen in de woning van de Nederlandse ambassadeur, Noël de Caron. Hier leert hij veel mensen kennen en kan hij zijn Engels oefenen. In 1620 , tegen het eind van het Bestand, reist Huygens als secretaris van ambassadeur François Aerssen mee naar Venetië, om steun te zoeken tegen de nieuwe oorlogsdreiging. Zijn goede kennis van het Italiaans geeft hem een goede positie binnen het gezantschap. In 1621 reist hij als secretaris van zes gezanten van de Staten naar Engeland.

In 1619 is Constantijn in contact gekomen met Anna Roemers Visscher en met Piet Corneliszoon Hooft. Met Anna wisselde Huygens menige gedichten. In 1621 ontstaat er ook een gedichtenuitwisseling met Hooft. Beiden proberen elkaar te overtreffen. In oktober van dat jaar stuurt Huygens Cats een groot gedicht in het Nederlands, 't Voorhout . In december begint hij met het schrijven van 't Kostelick Mal , een satirische behandeling van de dwaasheden van de mode. Dit is volgens Huygens kenmerkend voor de inconstantia, waar de nuchterige, christelijke mens niets mee van doen wil hebben. Wanneer Constantijn in 1622 als diplomaat meer dan een jaar in Engeland verblijft, wordt hij daar door koning James I tot ridder geslagen.

In 1623 schrijft Huygens zijn Printen , een beschrijving van diverse karaktertrekken van de mens. Dit satirisch, moraliserend werk behoort tot de moeilijkste uit Huygens poëzie. In hetzelfde jaar vindt het huwelijk plaats tussen Maria Tesselschade en Allard Crombalch. Voor deze gelegenheid worden er verzen geschreven door Huygens, Hooft en Vondel. Tijdens het feest flirt Constantijn met Machteld van Kampen. Naar aanleiding hiervan schrijft hij het gedicht Vier en vlam .

In 1625 verschijnt de bundel Otia of Ledige uren , waarin al zijn dichtwerken tot dan toe zijn gepubliceerd. Dit jaar vormt de afsluiting van Constantijns jeugd- en vormingsjaren. Huygens vindt een vaste betrekking als secretaris van Frederik Hendrik, die, na het overlijden van Prins Maurits , tot stadhouder was benoemd.


- Constantijn en Suzanna -

In 1616 wordt Constantijn verliefd op Suzanna van Baerle. Eerdere hofmakerijen van de familie Huygens om haar voor Maurits te winnen, waren mislukt. Constantijn schrijft diverse sonnetten voor haar, waarin hij haar zijn Sterre noemt. Op 6 april 1627 vindt het huwelijk plaats. Hun huwelijk beschrijft Huygens in zijn Dagh-werck , waarin hij hun levensinrichting beschrijft als één dag. Aan het werk, dat bijna 2000 regels telt, heeft Huygens zijn hele huwelijk met Suzanna geschreven. Het echtpaar heeft vijf kinderen gekregen: in 1628 werd hun eerste zoon, Constantijn, geboren, in 1629 volgde Christiaan, in 1631 Lodewijk en in 1632 Philips. In 1637 werd dochter Suzanna geboren, kort na de bevalling overlijdt haar moeder.

Vader Huygens begon aan een voorspoedige loopbaan, ondanks de tegenslagen, het overlijden van zijn moeder (1633) en zijn vrouw, die hij te verwerken krijgt. In 1630 wordt hij benoemd tot raad en rekenmeester, hetgeen inhield dat hij de Oranjes assisteerde in het beheer van hun goederen. Deze betrekking leverde hem zo'n fl 1000,- per jaar op. In hetzelfde jaar koopt hij de heerlijkheid Zuilichem en was voortaan heer van Zuilichem. In 1632 benoemt Lodewijk XIV van Frankrijk hem tot ridder in de orde van Saint-Michel. In 1643 zal hij nog het verlof volgen om voortaan in zijn wapen een gouden lelie op een blauw veld te voeren. In 1634 krijgt Huygens van de Prins een stuk grond in Den Haag aan de noordzijde van het Binnenhof (het huidige Plein). Het stuk grond was vlakbij de plek waar een goede vriend van Huygens, graaf Johan Maurits van Nassau , rond dezelfde tijd zijn huis (Mauritshuis) liet bouwen. Constantijns huis heeft op de voorgevel drie standbeelden staan. Het zijn drie vrouwen die drie zaken verbeelden waaraan een goed bouwwerk dient te voldoen: symmetrie, sterkte en gemak.

In deze periode staat Huygens in contact met diverse geestverwanten. Zo maakt hij begin jaren '30 kennis met René Descartes . Ook heeft hij contacten met P.C. Hooft (hij beoordeelt diens Historiën ) en Rembrandt van Rijn . Hij schrijft poëzie (hij heeft veel belangstelling voor de poëzie van John Donne , van wie hij gedichten vertaalt), componeert en musiceert.

Na de dood van Suzanna neemt nicht Catharina Sweerius de leiding van het huishouden in huize Huygens op zich. Constantijn kan maanden niet dichten van verdriet. Uiteindelijk dicht hij, geïnspireerd door Petrarca , het sonnet Op de dood van Sterre . Hij voegt het gedicht toe aan zijn Dagh-werck, dat hij verder onvoltooid laat: de dag is nog niet om, maar zijn Sterre is al dood. Nadat hij het onvoltooide werk aan verscheidene vrienden ter goedkeuring heeft laten lezen, publiceert hij het uiteindelijk in 1658 als deel van zijn Koren-bloemen .

Na een paar jaar als weduwnaar koopt Huygens een stuk grond in Voorburg en laat daar zijn buitenverblijf Hofwijck bouwen. Hofwijck wordt in 1642 ingewijd door vrienden en verwanten. In zijn buiten wilde Constantijn ontsnappen aan de wereld en in stilte op adem komen. In hetzelfde jaar overlijdt zijn broer Maurits. Dit verlies treft Constantijn diep. Nederlandse poëzie schrijft hij dat jaar weinig, wel veel epigrammen in het Latijn. Hij begint kort daarna aan het schrijven van puntdichten in het Nederlands, deze zijn veelal speels van aard.

In 1644-'45 schrijft Huygens een wat ernstiger werkt. Als nieuwjaarsgeschenk voor Leonore Hellemans dicht hij de Heilighe Daghen , een serie sonnetten op de christelijke feestdagen. In 1647 volgt een ander werk waarin spel ernst verenigd zijn, het gedicht Ooghentroost , gericht aan Lucretia van Trello, die half blind dreigde te worden. Het gedicht moet haar troost bieden.

In 1645 gaan Constantijn jr. en Christiaan in Leiden studeren. In die jaren gaat het steeds slechter met stedendwinger Frederik Hendrik, Huygens beschermheer en vertrouweling. In 1647 overlijdt hij tenslotte. De nieuwe stadhouder Willem II heeft veel waardering voor Huygens en geeft hem de heerlijkheid Zeelhem in eigendom. In 1650 , twee jaar na het eind van de Tachtigjarige Oorlog , overlijdt hij. Zijn opvolger Willem III van Oranje-Nassau wordt een week later geboren. Willems dood is het begin van het Eerste Stadhouderloos Tijdperk .


- Hofwijck, het buitenverblijf van Huijgens -

In 1650-1652 schrijf Huygens zijn gedicht Hofwijck , waarin hij de genietingen van zijn buiten beschrijft. Men is wel geneigd te denken dat Hofwijck Huygens' poëtisch testament vormde, een memento mori voor hemzelf. Hij had vele dierbaren verloren in die tijd: Hooft (1647), Barlaeus (1648), Maria Tesschelschade (1649) en Descartes (1650). Met de intrede van het stadhouderloze tijdperk was er minder werkt voor Huygens als secretaris. Daarbij kreeg hij steeds minder waardering van de weduwe van Frederik Hendrik, Amalia van Solms . Het accent van Huygens' werkzaamheden verschoof steeds meer naar zijn voorzitterschap van de Domeinraad der Oranjes. Hij moet in die tijd voor zijn betrekkingen regelmatig reizen. Toch ziet hij ook tijd om nog enkele werken te publiceren. In 1647 verschijnt in Parijs een aantal muzikale creaties van Huygens in zijn Pathodia sacra et profana , het betreft enkele composities op psalmwoorden in het Latijn en op Franse en Italiaanse wereldse teksten van amoureuze aard. Het werk is opgedragen aan de knappe Utricia Ogle, de dochter van een Engelse diplomaat. In 1648 schrijft Huygens Twee ongepaerde handen op een klavecimbel. Dit werk wordt wel in verband gebracht met Marietje Casembroot, een vijfentwintig jaar jongere klaveciniste, met wie hij zijn liefde voor muziek kon delen.

Huygens heeft in die tijd moeite zijn zoons zoon aan een bestuurlijke betrekking te helpen. Christiaan ambieert geen bestuurlijke functie. Hij heeft zijn zinnen op de wetenschap gezet en bouwt inmiddels een wereldreputatie op. In 1657 overlijdt Philips na een korte ziekte tijdens een gezantschapsreis in Pruisen . In datzelfde jaar wordt Huygens ernstig ziek, maar geneest op wonderbaarlijke wijze. Rond de kerstdag verschijnt de verzameluitgave van zijn Nederlandse gedichten, de Koren-bloemen . Enkele belangrijke werken hierin zijn: Heilighe Daghen (1645), Ooghen-troost (1647), Hofwijck (1653) en Trijntje Cornelis (1653). Het laatstgenoemde werk, Trijntje Cornelis , is een explosie van Huygens' creativiteit. Het getuigt van een zeldzaam taal- en uitdrukkingsvermogen van de auteur. Mede gezien het feit dat het stuk in vrij korte tijd geschreven is, kan het werk als een enorme prestatie gezien worden.

In 1660 trouwt dochter Suzanna met neef Philips Doublet, de zoon van Huygens' zus Geertruijd. In 1661, hij is inmiddels grootvader geworden, wordt Huygens door de kring der voogden van Willem III naar Frankrijk gestuurd om Orange terug in het bezit van de Nederlanden te krijgen. Als resultaat wordt de landstreek in 1665 ontruimd en teruggeven aan de Nederlanden. Bij zijn terugkeer in Nederland treft Huygens een nieuwe, bestrate weg door de duinen van Den Haag naar Scheveningen . Het plan hiervoor had hij reeds in 1653 gemaakt en wordt beschreven in de Zee-straet (1667). De weg was volgens zijn ontwerp gemaakt.

In 1667 schaffen de Staten van Holland het stadhouderschap af met het Eeuwige Edict. Huygens was hier tegenstander van. In het volgende jaar wordt Willem III gehuldigd als eerste edele van Zeeland . Het jaar 1672 wordt een rampjaar voor de Nederlanden. Vanuit het zuiden worden de staten aangevallen door de Franse koning die doordringt tot Utrecht , waar hij wordt tegengehouden door de Hollandse waterlinie . Vanaf zee vielen Engeland en Frankrijk aan en werden tegenhouden door de Hollandse vloot. Vanaf het Oosten viel de bisschop van Münster het Noordoosten aan en belegerde in de zomer de stad Groningen . Onder leiding van de Prins van Oranje worden de vijanden in twee jaar verdreven. De ambteloze zoons van Huygens krijgen nu de kans een betrekking te bemachtigen. Constantijn jr. wordt als secretaris van Willem III aangesteld en Lodewijk wordt benoemd tot Drost van Gorcum , maar wordt in 1676 aangeklaagd wegens machtsmisbruik.

Tijdens het rampjaar verschijnt de tweede druk van de Koren-bloemen , de bundel bevat 27 boeken. Nieuw zijn de Zee-straet , Mengelingh (een afdeling ernstige gedichten van na 1657) en zeven boeken met “snel-dicht”. Nu Huygens wat ouder wordt zoekt hij steeds vaker zijn toevlucht in de muziek. Hij heeft tijdens zijn leven zo'n 769 composities geschreven.

In 1676 sneuvelt Michiel de Ruyter . In maart 1677 wordt zijn gebalsemde lichaam in de nieuwe kerk bijgezet. Huygens is aanwezig als president van de prinselijke Domeinraad en vertegenwoordiger van de Oranjes. In datzelfde jaar trouwt Willem III met Mary , de dochter van de hertog van York.

In 1680 trekt Constantijn jr. met zijn gezin uit het huis van zijn vader. Om het geroddel dat daarna ontstond te weerleggen, schrijft Huygens zijn Cluijs-werck , waarmee hij ons een blik gunt in het doen en laten in de laatste fase van zijn leven. Op Goede Vrijdag 28 maart 1687 overlijdt Constantijn Huygens op 90-jarige leeftijd. Een week later wordt hij in de Grote Kerk te Den Haag begraven.
(bron: wikipedia)