Jan van Riebeeck -Johan Anthonisz van Riebeeck werd op 16 april 1619 geboren in Culemborg als de zoon van een chirurgijn. In 1622 verhuisde het gezin naar Schiedam, waar de vader tevens het beroep van scheepsarts ging uitoefenen. Ook Jan begon zijn loopbaan in 1639 als scheepsarts, in dienst van de VOC . Als onderchirurgijn werkte hij op Desima, Tonkin en Formosa. In 1643 was hij als onderkoopman van de VOC belast met de zijdehandel op Tonkin. Hij klom er op tot waarnemend commandant van die plaats. In 1647 werd hij beticht van particuliere handel en uit zijn ambt gezet. Hij keerde daarop terug naar Nederland.

Riebeeck - Jan van Riebeeck -

Op 28 maart 1649 trouwde hij met Maria de la Quellerie, een dochter van de Waalse predikant van Rotterdam. Ze kregen acht kinderen, waarvan de meeste op jonge leeftijd stierven.

Jan van Riebeeck kwam spoedig weer in dienst van de VOC. Hij maakte onder auspiciën van de compagnie reizen naar Groenland en West-Indië voordat hij in 1651 met drie schepen, de Drommedaris , de Goede Hoop en de Reijger , werd uitgezonden om in het zuiden van Afrika een verversingsstation langs de zeeroute naar Indië te vestigen. Hij kwam op 6 april 1652 op Kaap de Goede Hoop aan en bouwde als versterking een fort dat 80 man kon herbergen. Jan van Riebeeck werd er de eerste commandant.

Hoewel het niet de bedoeling van de VOC was om van de versterking een kolonie te maken, groeide de behoefte om op een geregelde wijze land- en tuinbouwprodukten te verwerven. Daartoe kregen in 1657 enige personen die in dienst waren van de VOC de mogelijkheid om zich als boer blijvend rond het fort te vestigen. Een twintigtal van deze "vrij burghers" begonnen daarop een boerderij in Rondebosch, ten oosten van de Tafelberg. Daarnaast werden met terugkerende VOC-schepen slaven uit Indië gehaald.

In Mei 1662 werd Van Riebeeck overgeplaatst naar Indië. Op dat moment bestond de boerengemeenschap van Kaap de Goede Hoop uit ongeveer 130 personen.

Na een kort verblijf in Batavia werd Jan van Riebeeck aangesteld als commandeur en president van Malakka. In 1665 keerde hij terug naar Batavia als secretaris van de gouverneur-generaal en de raden van Indië. Die functie vervulde hij tot zijn dood, op 18 januari 1677. Hij werd op het Portugese kerkhof van Batavia begraven.
(bron.www.ru.nl
)