Maarten Harpertszoon Tromp- (23 april 1598 – 10 augustus 1653) was een officier , en later admiraal , in de Nederlandse marine.Hij werd geboren in Den Briel , en werd zeeman op zijn negende op de Olifantstromp , het fregat van zijn vader, kapitein Harpert Maartensz Tromp. Zijn moeder was Jannetgen Barentsdochter. Op zijn elfde werd zijn vader, koopman geworden, op de eerste handelstocht gedood door een Barbarijse zeerover (de Engelse kaper Easton - het is niet duidelijk of dit de naam van een schip of een man is); Maarten bleef twee jaar slaaf totdat de Britse kapers in dienst gingen bij Savoye .
- Maarten Harpertszoom Tromp - |
Bij thuiskomst ging hij tijdelijk werken op een Rotterdamse werf. In 1616 was hij al terug op de koopvaart. In 1617 nam hij als kwartiermeester dienst bij de marine op de konvooivaart. In 1618 ging hij mee met een expeditie tegen Algiers en Tunis. Hij werd bevorderd tot stuurman. Daarna mei 1619 zijn carrière weer zoekend in de koopvaart werd hij op weg naar huis na zijn ontslag in 1621 opnieuw voor een jaar gevangengenomen, nu door de Tunesiërs. De Bey van Tunis, Joessoef, bood hem een positie in zijn vloot aan, maar die weigerde Tromp, welke standvastigheid de bey bewoog hem vrij te laten. Hierna ging hij op 23 juli 1622 bij de vloot als luitenant op de brik Bruynvisch bij de admiraliteit van de Maze. Op 7 mei 1624 huwde hij in Brielle Dignom Cornelisdochter de Haes. Op 6 juni dat jaar werd hij kapitein op het jachtschip de St.Antonius . In februari 1625 werd hij kapitein van de fregat Gelderland in een blokkadevloot tegen Duinkerken. Met dat schip sloeg hij op 29 maart 1627 een aanval van vijf Duinkerkers af.
In april 1629 werd hij Piet Heins vlaggekapitein op de Vliegende Groene Draeck tijdens de aanval op Duinkerken , waarbij Hein sneuvelde. Hein had hem nog speciaal voor die functie uitgezocht omdat Tromp volgens hem de enige officier was waarin werkelijk geen enkele fout te ontdekken viel. Tromp kreeg daarna een eigen kruiseskader om tegen de Duinkerker Kapers te patrouilleren. In 1630 werd hij door Stadhouder Frederik Hendrik (die admiraal-generaal was) persoonlijk benoemd tot gewoon kapitein (één van de zestig kapiteins in vaste dienst).
Op 20 november 1633 overleed zijn eerste vrouw; hij verliet de marine op 30 mei 1634 en hertrouwde met Alyth Jacobsdochter Arkenboudt uit Den Briel. In 1635 weigerde hij het aanbod benoemd te worden tot vice-admiraal, maar werd het volgend jaar wel Directeur van 's Lants Equipagie , een poging om met particulier initiatief de gebrekkige logistieke ondersteuning van de vloot wat te verbeteren. Hierbij kwam hij in conflict met luitenant-admiraal Flip van Dorp , die zich bekloeg dat de revitaillering juist verslechterd was.
Nadat de zittende marinetop, inclusief Van Dorp, in ongenade was gevallen, werd Tromp op 18 oktober 1637 benoemd tot luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland, met als tweede in bevel Witte de With . Dat jaar en het volgende voerde hij met wisselend succes een blokkade uit tegen Duinkerken.
Op 18 februari 1639 versloeg hij met twaalf schepen 22 Duinkerkers in de Slag bij Duinkerken. Daarvoor werd hij door Lodewijk XIII benoemd in de Orde van St. Michel . Op 13 april overleed ook zijn tweede vrouw.
In 1639 leidde Tromp de vloot die een grote Spaanse hulpvloot, de zogenaamde Tweede Spaanse Armada , op weg naar Vlaanderen stopte in de Slag bij Duins en kreeg hiervoor van Lodewijk XIII in 1640 een ridderschap. In dat jaar schatte Tromp zijn vermogen op 86.301 gulden en hij hertrouwde op 1 februari voor de tweede maal met de bemiddelde Cornelia Teding van Berckhout. De kosten van het huwelijk waren 15.960 gulden. Nadat hij de Britse koningin en prinses in 1642 bij het begin van de Engelse Burgeroorlog in veiligheid had gebracht, werd hij ook nog door Karel I van Engeland geridderd.
In de jaren daarna kwam Tromp in conflict met de Staten-Generaal omdat die te weinig deden om de steeds groeiende dreiging van de Duinkerker Kapers te bestrijden. Toen die zelfs de route rond Schotland onveilig begonnen te maken, kwam men eindelijk in actie; echter niet door de vloot te versterken: Tromp moest hulp verlenen aan de Fransen die in 1646 achtereenvolgens Grevelingen en Duinkerken innamen.
Na de Vrede van Münster raakte de vloot nog verder in verval. Tromp viel in 1651 een koningsgezinde kaperbasis aan op de Scilly-eilanden.
In het begin van 1652 beval Tromp de Nederlandse thuisvloot. Op 26 mei 1652 ontmoetten zijn 42 schepen Nehemiah Bournes squadron, en later dat van Robert Blake . Tromps weigering als eerste de Engelsen te groeten door zijn vlag te strijken en de daarop volgende Slag bij Goodwin Sands waren de directe aanleiding voor de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog . Na die slag werd in de nacht door de Britten een Nederlands schip overgenomen, de Sint Laurents , met 30 kanons en een ander, de Maria , tot zinken gebracht.
Tromp vocht met wisselend succes tegen de Engelsen. Hij moest de functie van bevelhebber in augustus 1652 tijdelijk afstaan aan rivaal Witte de With . Tromp werd gezien als oranjegezind en hij kreeg de schuld van het verloren gaan van een deel van de vloot tijdens een storm bij de Shetland-eilanden . Toen ook De With verslagen werd in de Slag bij Kentish Knock , werd Tromp eind 1652 weer benoemd. Zijn grootste overwinning was de Slag bij Dungeness op 9 december waarna hij volgens een Engelse legende een bezem in zijn mast zou hebben gevoerd als teken dat hij de zee van vijanden had schoongeveegd.
Tijdens de Driedaagse Zeeslag werd Tromp echter weer verslagen. De Britten begonnen een blokkade van de Nederlandse kust. Bij een geslaagde poging die te breken, de Slag bij Terheijde , werd Tromp op de Brederode door een Engelse scherpschutter vanop William Penns schip dodelijk in de linkerborst getroffen. Zijn laatste woorden zouden zijn geweest: "Ik heb gedaan, houdt goeden moed"; maar volgens ooggetuigen was hij op slag dood. Zijn vlaggekapitein Egbert Bartolomeusz Kortenaer deed net of Tromp nog leefde en nam het feitelijk bevel over zijn eskader over, zodat wel gezegd wordt dat Tromp in leven en dood nooit zijn vlag voor de Britten heeft moeten strijken, hoewel dit feitelijk onjuist is. Midden in de slag zagen de andere admiraals tot hun verbazing dat het sein tot beraad werd gehesen; de enige die de Brederode wist te bereiken was Michiel de Ruyter . Toen die Tromp dood in zijn kajuit zag zitten, barstte hij in huilen uit en riep: "Mocht het God behaagd hebben mijn leven te nemen in plaats van het zijne!"
- De slag bij Terheijde met in het midden het vlaggeschip van Maarten Tromp -
Tromps praalgraf is in de Oude Kerk te Delft. Bekend is de uitspraak van Johan de Witt tijdens Tromps lijkrede:
Een zeeheldt, welckers gelycke de aerde niet veel heeft gedragen ende mogelyck niet lichtelyck in 't toekomende sal syn te vinden en ook het gedicht van Joost van den Vondel , gedrukt op een gravure van het praalgraf:
Hier rust de zeeheld Tromp, de dappere beschermer
Der zeevaart en de zee; ten dienst van 't vrije land,
dat 'mans gedachtenis bewaart in 't konstig marmer
Zo levendig gelijk hij stierf voor 't Hollands strand.
Beluid met moordgeschrei en donder van kartouwen,
Daar Groot-Brittanje in brand, al 't water viel te kleen.
Hij heeft zichzelf in 't hart der burgeren uitgehouwen
Dat beeld verduurt de pracht van graf en marmersteen.
Tijdens zijn leven kreeg Tromp, net als later Michiel de Ruyter, van zijn bemanningen de koosnaam Bestevaer : Grootvadertje. Eén van Tromps zonen, Cornelis Tromp , werd later ook een admiraal in de Nederlandse vloot.
(bron: wikipedia)