Rembrandt van Rijn - Rembrandt, voluit: Rembrandt Harmensz. van Rijn (Leiden 15 juli 1606 – Amsterdam 4 okt. 1669), Noord-Nederlands schilder, tekenaar en etser, algemeen beschouwd als de grootste schilder van de Nederlandse Gouden Eeuw.

Rembrandt
- Rembrandt van Rijn, zelfprtret uit 1659 -

Zijn leven
Rembrandt was de zoon van de molenaar Harmen Gerritsz van Rijn en van de bakkersdochter Neeltgen Willemsdr. van Zuytbrouck. Gedurende een jaar (1620) was hij ingeschreven aan de Academie in Leiden en werd daarna leerling van Jacob van Swanenburg in Leiden (ca. 1621–1623?), van Pieter Pietersz. Lastman in Amsterdam (1624 of/en 1625). Vanaf 1625 deelde hij als zelfstandig schilder in Leiden een werkplaats met Jan Lievens.

In juli 1632 wordt hij voor het eerst in Amsterdam vermeld als logerend bij de kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh. Op 6 juni 1633 trouwde hij met diens nicht Saskia. In 1639 kocht hij een huis (het huidige, sindsdien inwendig gewijzigde Rembrandthuis, Jodenbreestraat 4–6, Amsterdam). Van de vier kinderen die het echtpaar kreeg, bleef alleen Titus (1641–1668) in leven. Na de dood van Saskia (1642) raakte Rembrandt in financiële en persoonlijke moeilijkheden. Men neemt aan dat Hendrickje Stoffels reeds ca. 1645 bij Rembrandt is komen wonen. Samen kregen ze een dochter.

Onjuist is de opvatting dat Rembrandt in armoede gestorven is. Na zijn zgn. faillissement, dwz. de boedelafstand, heeft hij nog verscheidene belangrijke opdrachten gekregen, terwijl hij tevens handel dreef met zowel eigen etswerk als oude kunst. Zijn stoffelijk overschot werd op 8 okt. 1669 in de Westerkerk te Amsterdam bijgezet.

Zijn werk:
Leidse tijd voor 1632

In Rembrandts' vroege schilderijen zien we duidelijk de invloed van zijn leermeesters Lastman, Adam Elsheimer, Gerard van Honthorst. Dit blijkt uit het bonte, aanvankelijk harde coloriet (kleurgebruik), de dramatische clair-obscur-belichting (felle belichting van details) en uit de nadruk op de uitbeelding van sterke gemoedsaandoeningen.

De meeste vroege werken zijn kleine panelen of koperplaten. Tegen 1630 werd het coloriet zachter, met een duidelijke voorliefde voor paars, bronsgroen en gedempt geel. Men kan aannemen dat zijn etstechniek zijn vroege schildertechniek beïnvloed heeft d.w.z. dat net als bij de etsgrond kraste en tekende hij in de nog natte verflaag om bijv. de haargroei of het bont aan te geven. Het vroegst gedateerde schilderij uit deze periode is de Steniging van Stefanus (1625; Musée des Beaux-Arts, Lyon).

Onder de tekeningen vallen de vlugge, maar trefzekere schetsen van bijbelse voorstellingen en uitgewerkte studies van oude mannen met baard op. Zij zijn doorgaans in zwart en/of rood krijt uitgevoerd.

Amsterdamse tijd voor 1632-1640
De schilderijen uit deze meest barokke periode zijn breed en met veel bravour opgebouwd. Na de 'Anatomische les van dr. Tulp' uit 1632 ontstond een lange reeks portretten van welgestelde, soms zeer modieus geklede Amsterdamse burgers. Voor stadhouder Frederik Hendrik maakte Rembrandt een reeks van vijf betrekkelijk kleine passietaferelen. Het coloriet wordt geleidelijk gedempter, de tonaliteit wordt vaak bepaald door goudbruin, rood dat aan koper doet denken, zachtblauw, violet, mosgroen, geel, terwijl vele soorten zwart, zoals violetzwart, zorgen voor de contrastwerking. Vanaf 1632 zijn de schilderijen voluit met Rembrandt gesigneerd.

De Middenperiode 1640-1650
In de schilderijen (overigens ook in de tekeningen) wordt de plaatsing van de figuren goed bestudeerd. Hoogtepunt is het in 1642 voltooide Korporaalschap van kapitein Banningh Cock, de Nachtwacht. De bijbelse voorstellingen, waaronder vier schilderijen van de Heilige Familie, munten uit door eenvoudige huiselijke sfeer en rustige compositie en gaan meestal op naar het leven gemaakte penkrabbels terug. Ook zijn indringende portretten worden minder theatraal.


- Rembrandts beroemdste schilderij, de Nachtwacht -

De belangrijkste vernieuwing in de tekeningen wordt gevormd door de  landschappen vanaf 1640, gemaakt op wandelingen in de omgeving van Amsterdam of in Amersfoort en Rhenen. Deze weergaven van het Hollandse landschap getuigen van een zeldzaam raffinement.

De terugkeer tot de natuur spiegelt zich ook in de etsen af. Het werk van de etsnaald wordt anders, schijnbaar minder uitvoerig, maar uitgebreid door het gebruik van de droge naald. Van het papier zijn grotere partijen uitgespaard als contrast met de gradueel donkere dichtheid van de parallelle of van de kruisarceringen; de plaats van de in deze lichtpartijen met droge naald zuiver getekende figuren wordt van nu af steeds belangrijker.

De late werken 1650-1669

In deze laatste periode is Rembrandts schilderkunst tot volle ontplooiing en rijpheid gekomen. De kleur van de schilderijen is nog dieper en rijker, de werkwijze afwisselender. De kleuren diep rood, bruin en goudgeel krijgen de voorkeur. De verf wordt steeds dikker en breder aangebracht. 

In zijn tekeningen zette Rembrandt in het begin van de jaren vijftig zijn studies van het landschap voort.
(bron: http://users.skynet.be/zoekheteensop/rembrandt.htm)