Revolutie in de kalender - een stukje van 16 januari 2006 uit de Provinciale Zeeuwsche Courant over de kalender. Dit is een leuke aanvulling op het stuk over onze dagen en maanden.
Vandaag is het 16 januari 2006. Dat weten we omdat onze kalender dat aangeeft. 200 jaar geleden zou onze kalender echter vandaag 26 Nivôse XIV hebben aangegeven, als niet de Gregoriaanse kalender op 1 januari 1806 was heringesteld. Wij zijn zo gewend aan onze jaartelling met 12 maanden en 365 dagen dat we er niet bij stilstaan dat het niet altijd zo geweest is.

Het meten van tijd heeft de mensen altijd bezig gehouden. Maar wat is de tijd eigenlijk. Tijd is een afspraak. En afspraken kunnen veranderen. Dat is dan ook veelvuldig gebeurd in de afgelopen eeuwen. In de oudheid maten veel volken de tijd af aan maanstanden. Maankalenders bestonden veelal uit zes maanden van 29 dagen en zes van 30 ndagen. Zo'n maankalender was 11 dagen korter dan een zonnekalender, waardoor het jaarbegin niet elk jaar in hetzelfde jaargetijde viel. Eens in de drie jaar werd een schrikkelmaand ingevoerd om enigzins gelijk te blijven aan de omloop van de zon. De Egyptenaren waren de eerste die een zonnejaar van 365 dagen kenden. Eens in de vier jaar voerden ze een schrikkeldag in, om het jaarbegin altijd in hetzelfde jaargetijde te laten vallen.

Julius Ceasar

Het meten van tijd gebeurde aan de hand van lengte van schaduwen, met behulp van zonnewijzers. Schaduwen meten lukte natuurlijk niet als het bewolkt of donker was. Om ook tijdens de donkere dagen en 's nachts de tijd te kunnen meten, ontwikkelde men waterklokken die op hetzelfde principe waren gebaseerd als de latere zandloper. Ook bestonden er vuurklokken voor 's nachts: kaarsen met streepjes erop om de tijdsduur aan te geven.
De Romeinse kalender is de basis van de tijdrekening die we nu over bijna heel de wereld gebruiken. Het was een maankalender die bestond uit tien maanden en begon in maart: martius, aprilis, maius, junius, quintilis, sextilus, september, october, november en december. In de naamloze periode die volgde begon het nieuwe jaar. Pas later voegde men in de winterperiode de namen januarius en februarius toe. Omdat het een maankalender was, moest er regelmatig geschrikkeld worden. Het schrikkelen gebeurde door het hoogste priestercollege, dat daarbij rekening hield met de politieke situatie. Op den duur werd de kalender daardoor een chaos. Julius Ceasar besloot dan ook een ingrijpende kalenderhervorming door te voeren. Hij liet het jaar 90 dagen langer duren en voerde in 45 v.Chr. een nieuw, op de Egyptische zonnekalneder gebaseerde jaartelling in. Het jaar duurde 365 dagen en om de vier jaar werd een schrikkeldag ingevoerd. Ter ere van Ceasar werd de naam van de maand quintilis omgedoopt tot julius.

Door een verkeerde schrikkeling raakte de kalender spoedig weer in de war. Keizer Augustus maakte de zaak weer in orde en verbond zijn naam aan de maand sextilis, die vanaf toen augustus heette. In de eerste eeuw na Chr. werd januari de eerste maand. De zevendaagse week werd in de vierde eeuw na Chr. ingevoerd door keizer Constantijn. Op den duur bleek de Juliaanse kalender, zoals de nieuwe jaartelling heette, toch niet nauwkeurig genoeg. In 1582 voerde paus Gregorius XIII een nieuwe kalenderhervorming door. Om de opgelopen achterstand in de lopen werden 10 dagen overgeslagen. Na 4 oktober volgde 15 oktober.

In de katholieke landen werd het decreet van de paus in datzelfde jaar opgevolgd. Protestante gebieden bleven echter vasthouden aan de Juliaanse kalender. In de Nederlanden gingen Zeeland en Brabant in december 1582 over op de Gregoriaanse kalender. Als laatste volgde Drenthe in 1701. De laatste landen die naar de Gregoriaanse kalender overgingen, waren Griekenland, Roemenie en Turkije tussen 1923 en 1926.
Tijdens de Franse Revolutie voerden de republikeinen een nieuwe kalender in. Een jaar duurde 12 maanden van 30 dagen, met aan het eind vijf extra dagen en in de schrikkeljaren een zesde extra dag, de "jour de la revolution". De jaren werden aangeduid met Romeinse cijfers. Het jaar I begon op 22 september 1792, de dag van de afschaffing van het koningschap en de stichting van de republiek. De maanden kregen andere namen waarbij de laatste lettergreep van de maandnaam het betreffende seizoen aangaf. De maanden hadden drie weken van tien dagen. Er was ook een nieuwe tijdindeling bedacht: een dag zou moeten bestaan uit 10 uur van elk 100 minuten en een minuut uit 100 seconden. Vanwege praktische bezwaren is deze indeling nooit in gebruik geweest. In de Nederlanden werd de Revolutiekalender in 1795 ingevoerd. Op 1 januari 1806 werd de oude vertrouwde Gregoriaanse kalender weer in ere hersteld.

(bron:PZC 2006 A.van Waarden-Koets)